Het bier is weer Best
Heineken directeur mr. Stikker zag eind jaren dertig door de dreigende oorlog de noodzaak van samenwerking tussen de brouwerijen in. Stikker was zo'n tien jaar daarvoor directeur van een bank in Leiden geweest en had gezien hoe door gebrek aan samenwerking en inzicht de bloembollenmarkt volledig was ingestort. In de eerste wereldoorlog hadden de Nederlandse brouwers het erg moeilijk gehad omdat een groot gedeelte van het handelsverkeer tussen de meeste landen in Europa stil lag en Nederland van gerst en hop juist afhankelijk was van buitenlandse leveranciers.
Op 18 september 1939 werd onder meer dankzij de inspanningen van Dirk Stikker het Centraal Brouwerij Kantoor (CBK) opgericht. Stikker nam zelf - terecht - als eerste de voorzittershamer ter hand. Nagenoeg alle Nederlandse brouwerijen waren overtuigd van het nut van het CBK en sloten zich aan. De angst voor het uitbreken van een oorlog bleek al snel gegrond, bovendien werd het neutrale Nederland actief bij deze oorlog betrokken. Het CBK had als devies "samen de oorlog in, samen de oorlog uit" en zorgde voor een zo eerlijk mogelijke verdeling van de beschikbare grondstoffen. De brouwers werden door de snel teruglopende beschikbaarheid van grondstoffen gedwongen het stamwortgehalte van het bier telkens weer te verlagen.
Er mochten dus minder grondstoffen gebruikt worden om een liter bier te maken. Toen in mei 1945 de oorlog voor ons land was afgelopen, was er van de kwaliteit van het Nederlandse bier en ook met de faam daarvan weinig meer over. Toch was het dieptepunt van het bierverbruik nog niet bereikt, al was er even een hoopvolle stijging in 1946. Oorzaak was de beschadigde reputatie van het bier en de opkomst van drankjes als cola, die gezien werden als limonade van de bevrijders en dus duidelijk een modedrank waren. De vooruitzichten waren ronduit somber. Om te voorkomen dat de brouwerijen elkaar te veel zouden beconcurreren, traden de meeste brouwers in 1947 toe tot de 'Bierprijsovereenkomst 1947', hierin werden afspraken over prijzen en te verlenen kortingen vastgelegd. In feite is een dergelijke afspraak niets minder dan kartelvorming, maar het maakte de markt op dat moment wel een stuk stabieler. In 1946 was het bierverbruik per hoofd van de bevolking nog 19 liter, in 1949 was dit gedaald tot nog maar net 10 liter. Er moest dus meer gebeuren. De leden van het CBK besloten dat het nadat in 1947 de kwaliteit op het vooroorlogse niveau gebracht was, collectief de consument duidelijk te maken dat het bier weer goed was, of nog beter "best". Op 18 juni 1949 ging de operatie van start, men ging het product "bier" promoten als een dorstlessende en verfrissende drank voor gezellige mensen. Aanvankelijk was de slogan 'Het bier is weer best! ..drink 's uit..', maar dat werd al snel afgekort tot 'Het bier is weer best' (toen de campagne al wat langer liep werd de slogan bij de wat minder bemiddelde bierdrinker wel veranderd in 'het bier is weer best, maar de prijs is de pest'). Erg origineel was de naam trouwens niet, in de jaren 30 had de Britse brouwersbond een soortgelijke campagne opgezet onder het motto ‘Beer is Best’.
Omdat de hele campagne als doel had het product bier weer populair te maken, besloten de CBK-leden voor een periode van tenminste drie jaar geen reclame voor het eigen merk te maken - er was dan ook in geen van de reclame-uitingen een merk zichtbaar. Zo werden er bijvoorbeeld ook speciale etiketten ontworpen en werden er glazen zonder opdruk of met het CBK logo als opdruk gebruikt. Er werd geadverteerd eerst in dag- en later ook in weekbladen, ook werden er posters verspreidt, onder meer gemaakt door de bekende tekenaar Eppo Doeve. In 1950 besloot men de zaken nog grondiger aan te passen. Er werd besloten 500.000 gulden uit te trekken voor een nieuwe campagne en er werd een speciale reclamespecialist aangenomen om de hele campagne in goede banen te leiden. Om biergebruik in horecagelegenheden aan te moedigen waren er allerlei acties; zo was er een 'mystery man' die onverwacht in eetgelegenheden op kon duiken en elke gast die bier bij de maaltijd gebruikte verraste met een set van zes bierglazen. In de zomer van 1950 werd er in meer dan 450 bioscopen de reclamefilm 'het bier is weer best' getoond (Reclame op televisie was er nog niet in ons land) waarin een bierlied ten gehore werd gebracht. Uitbaters van uitgaansgelegenheden waar bier werd getapt werden zeker niet vergeten: er werden 30.000 boekjes over de juiste behandeling van bier uitgedeeld, in 1951 werd de bierwacht opgericht (tegen zeer schappelijke prijzen kon de tapinstallatie worden gereinigd en eventueel gerepareerd) en in 1953 werden voor de eerste maal de nu nog steeds gehouden biertapwedstrijden voor horecapersoneel georganiseerd. Het bierverbruik begon dankzij de campagne flink te stijgen - in 1955 was er een omzetstijging van niet minder dan 50% bereikt. De brouwerijen begonnen toch langzaam maar zeker het gevoel te krijgen dat reclame voor het eigen product toch belangrijker was dan een collectieve campagne en de bedragen die uitgegeven werden aan reclame voor het eigen merk begonnen al snel hoger te worden dan wat er aan 'het bier is weer best' werd uitgegeven.
In november 1965 werd de hele campagne, die bij elkaar bijna acht miljoen gulden gekost, beëindigd. Het doel was echter bereikt: de bierverkoop was weer best!