Oranjeboom

Uit etiwiki
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Ontstaan

De geschiedenis van brouwerij Oranjeboom begint als Hendrick van Str(u)ijckersbergh in 1671 voor 3350 gulden een branderij koopt aan de Coolvest, vlakbij de Delftse Poort, in Rotterdam. Naast de branderij begint hij een brouwerij die de naam De Dissel krijgt. Het ging echter bergafwaarts met de zaken van Van Str(u)ijckersbergh. In 1678 was hij gedwongen om de brouwerie, mouterie, Branderije, genaamd De Dissel, met de gereedschappen, zoals ketels, backen, kuypen als andere by deselve volgens de inventaris daar van zynde voor 2035 guldens te verkopen aan Adriaan van Leeuwen. De schoonzoon van Adriaan van Leeuwen, Leonard Romeijn, is in 1672 in het bezit gekomen van de aandelen van de in 1670 opgerichte brouwerij d'Orangienboom aan de Nieuwe Haven in Rotterdam. Het is Leonard Romeijn die beide bedrijven zou samenvoegen. In 1682 blijkt dat de brouwerij aan de Nieuwe Haven is opgeheven en haar naam heeft gegeven aan De Dissel, die dus in het vervolg Brouwerij D'Orangienboom heet. Tot 1705 blijft Romeijn eigenaar van de brouwerij. Op 3 december 1705 verkoopt hij al zijn bezittingen, waaronder een azijnmakerij, maar ook d'Orangienboom, aan Cornelis van Royen, luitenant van de burgerij en koopman, voor 5350 guldens. Romeijn oefende toentertijd al enige tijd het brouwbedrijf neit meer uit.

Van Royen zorgde ervoor dat de brouwerij weer enige uitbreiding onderging. In 1706 kocht hij van de stad een erf gelegen achter de brouwerij, belend ten zuiden door de tuin van de stads Doele. In 1711, als hij zijn testament maakt, blijkt hij niet meer als brouwer werkzaam te zijn. Hij wordt dan koopman genoemd. Zijn zoon Cornelis Jr bewoont de boerderij en oefent waarschijnlijk het brouwbedrijf uit. Drie dagen nadat hij zijn testament heeft veranderd overlijdt Cornelis Sr. In 1718 wordt een huis "sterkkende tot achter de sloot" gekocht en in 1719 een opstal van een loods, "staande op stadsgrond belend ten oosten door de brouwerij". Cornelis van Royen Jr overlijdt in 1742. Omdat er geen zoon is die hem in het bedrijf kan opvolgen, laat zijn weduwe Alida Le Roij de zaak publiek veilen en op 27 oktober 1742 heeft de overdracht plaats aan Wouter Lis, apotheker, van "den brouwerij den Oranjeboom met deszelfs huizing, alle ap- en dependetien van dien en zulks met kuypen, koperen ketels, vier koelbacken, kuyphuys, packhuyse, brandery, stalling met deszelfs koetshuys en hooizolders, dorschvloeren en moutkassen, alles staande en gelegen naast elander belend ten suyde door de Doelesloot, tuyne van stads Doele" voor 25312 guldens en 10 stuivers. Op 17 december 1748 draagt Lis dit alles over aan een jonge man, de 24-jarige Willem Messchert van Ingen. Ook deze heeft het zijne tot de uitbreiding bijgedragen. In 1760 wordt hij eigenaar van een wagenhuis met stal en in 1762 verzoekt hij toestemming bij de Vroedschap om een stukje van de Doelesloot te mogen kopen, omdat zijn brouwerij en pakhuizen aan de zijde van de Doelesloot door het uitschuiven en zakken van de fundamenten dreigen in te storten. Na het overlijden van Willem Messchert van Ingen in 1774 bleef zijn nalatenschap onverdeeld onder zijn zeven kinderen. Men richtte een vennootschap op, waarvan één der zoons, Jan Messchert, direkteur werd. Deze is in 1792 mede-ondertekenaar van een verzoekschrift van de Rotterdamse brouwers aan de stadsregering. Zij klagen over de concurrentie van geimporteerd (zogenaamd 'buitengebrouwen') bier en wijzen op het verval van de Rotterdamse brouwerijen. Er zijn er dan nog maar zeven over. Men vraagt beschermende maatregelen, bijvoorbeeld extra belasting op importbier ten bate van de armen. Vanaf 1793 zet Jan het bedrijf alleen voort. Jan Messchert overlijdt in 1807 en de firma Jan Messchert & Co, waartoe behalve Den Oranjeboom ook nog de azijnmakerij Het Lam behoort, wordt voortgezet onder leiding van zijn broer Antoni en diens zoon Willem. In 1818 wordt Jan's zoon Andries de Normandie Messchert aan de direktie toegevoegd. Willem Messchert houdt zich, behalve met bier, ook met de Nederlandse letteren bezig. Hij is zeer gevierd als dichter en bevriend met Bilderdijk en Tollens. Enkele van zijn werken zijn bekroond. In 1828 eindigt het tijdperk Messchert. De brouwerij wordt geveild. Willem Baartz telt 27000 gulden neer voor de gebouwen en nog eens 35000 gulden voor de voorraden en de inventaris. Na enkele jaren gaat Pieter Hendrik Tromp deel uitmaken van de zaak, zodat deze de naam Firma Baartz en Tromp gaat dragen. In het adresboek van 1834 wordt de firma genoemd: "Messchert, nu Baartz en Tromp". Tromp blijft tot 1857 bij de brouwerij betrokken. Daarna wordt de zaak voortgezet door vader en zoon Baartz, waardoor de firmanaam met ingang van 1 januari 1857 wordt "Baartz & Zoon". In 1860 heeft C.W.J. Hoijer als medefirmant zijn intrede gedaan in het bedrijf. Kort daarna trekt Baartz Sr zich terug uit het bedrijf. Hoyer overlijdt in 1863. In 1866 gaat Baartz Jr een vennootschap aan met Hoyer Jr. Omdat het eeuwenoude pand aan de Coolvest inmiddels in zeer slechte staat verkeerde, is het in 1860 gedeeltelijk gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Bij de voltooiing hiervan in 1861 metselt men een fraaie grijze gevelsteen in met afbeelding van een oranjeboom en het jaartal 1861. Het bieraanbod is in die jaren veelzijdig. In het midden van de negentiende eeuw leverde Oranjeboom o.a. Princesse, Blank Gerste, Minnebier zoet, Bruin uitzet en Oostindisch. In ongeveer 1870 vindt een belangrijke omwenteling plaats in de Nederlandse bierbrouwerijindustrie: het zogenaamde Beierse bier wint enorm aan populariteit en de Firma Heineken & Co, Heineken besluit als eerste in Nederland om op de nieuwe Beierse produktiewijze over te gaan. Ook Baartz heeft in 1871 plannen om in Rotterdam een Beierse bierbrouwerij op te richten. Heineken vreest concurrentie en treedt met Baartz in contact om er een gezamelijke onderneming van te maken. Op 11 januari 1873 wordt de N.V. Heinekens Bierbrouwerij Maatschappij (H.B.M.) opgericht voor een periode van 49 jaar en 9 maanden. De heer Hoijer, die in 1860 als medefirmant zijn intrede had gedaan, is één van de vier directeuren en Baartz wordt commissaris. Heineken heeft 166 van de 240 aandelen à f5.000,00, Baartz heeft er 20. Deze N.V. bouwt in Rotterdam een nieuwe brouwerij aan de Crooswijkschen Singel, die slechts ondergistend bier zal produceren, terwijl de Oranjeboom doorgaat met de produktie van bovengistend bier. Hevige conflicten breken er echter uit in de directie van H.B.M. als in 1884 blijkt dat de Oranjeboom aankoop overweegt van een Linde-ijsmachine, volgens H.B.M. nodig voor de bereiding van ondergistend bier, volgens Baartz om -in een nieuw te bouwen brouwerij (buiten de stad)- de bovengistende bieren door inrichting en koude temperatuur te kunnen verbeteren in kwaliteit. Op 11 augustus begint Oranjeboom met de bouw van een eigen brouwerij voor Beiers bier in de Oranjeboomstraat te Rotterdam Zuid, die haar naam ontleent aan de brouwerij. In 1885 wordt dit modern geoutilleerd bedrijf voor de produktie van bovengistend en ondergistend bier in Rotterdam Zuid in gebruik genomen. De vestiging aan de Coolvest blijft tot 1902 in gebruik als bijkantoor en opslagplaats. De Beierse produktiewijze is i.t.t. de totdan toegepaste bovengisting, een ondergistingsmethode met kunstmatige koeling d.w.z. dat zowel de hoofd- als nagisting plaats vindt bij lagere temperaturen (0 graden Celsius) hetgeen de houdbaarheid van het bier vergroot. De brouwerij behoort tot één van de grootste van het land. In 1896 wordt 212.242 hl bier omgezet. Hier is niet verwonderlijk dat men in 1902 besluit om het firmaverband om te zetten in een naamloze vennootschap, ook al omdat Willem Baartz de 70-jarige leeftijd nadert, en er in zijn opvolging moet worden voorzien. Bij Koninklijk Besluit van 18 september 1902 worden de statuten van de "N.V. Brouwerij d'Oranjeboom", gevestigd in Rotterdam goedgekeurd. Het aandelenkapitaal van de N.V. d'Oranjeboom bedraagt f2.000.000,00. De aandeelhouders zijn, behalve Willem Baartz en H.F. Hoijer, de echtgenoten van de drie dochters van Baartz: mr. Egbert de Vries, Christian Ulrich (bierbrouwer afkomstig uit Hessen), dr. Paul Simon Thomas en dr. Dirk Pieter Hoijer, zoon van H.F. Hoijer. Op 1 april 1906 leggen W. Baartz en H.F. Hoijer, na eerst nog het bedrijf te hebben geleid, de functies neer.

De omzet steeg enorm en al voor de eeuwwisseling exporteerde men naar vele werelddelen. Oranjeboom groeide in de loop der jaren uit tot één der grootste van Nederland. Diverse andere brouwerijen werden overgenomen. De bekendste daarvan waren: de Werthabrouwerij in Weert, de Amerfoortse Phoenix Bierbrouwerij, de Verenigde Bierbrouwerijen en Keizer Barbarossa (Groningen) en de Zuid Hollandse Bierbrouwerij uit Den Haag. Oranjeboom werd op haar beurt in 1967 overgenomen door Allied Breweries.

DE DRIE HOEFIJZERS Op het moment dat Breda stadsrechten krijgt, in 1252, telt Breda 20 brouwerijen. In 1350 komt bijna de helft van de gemeentelijke inkomsten uit accijns op bier. Aanvankelijk lag de brouwerij aan de Katerstraat (nu Catharinastraat) en was eigendom van Hendric A.C. van den Corput. In 1534 gaat de brouwerij bij een grote stadsbrand in vlammen op. Hendric liet in 1538 een nieuwe brouwerij bouwen in de Bredase Boschstraat, die de naam Den Boom kreeg. In 1628 vernoemde brouwer Dielis van den Kieboom deze brouwerij naar de smidse aan de overkant: De Drij Hoefijssers. De brouwerij wisselde nog een aantal malen van eigenaar, tot ze in 1807 werd verkocht aan Johannes Smits. Diens kleinzoon Frans trouwde met Philomena van Waesberghe waardoor in 1862 de bekende firmanaam F. Smits van Waesberghe ontstond. In die tijd brouwt De Drie Hoefijzers 20.000 hl. bier per jaar. Begin 1887 werd aan de huidige Ceresstraat (even ten Noorden van het stadscentrum), naast Mouterij Ceres, een geheel nieuwe brouwerij voor de productie van ondergistend bier gebouwd. In 1927 wordt aan de Ceresstraat het nieuwe hoodkantoor van de brouwerij geopend. In 1932 volgt een nieuwe bottelarij. Bij de brouwerij werken dan 330 medewerkers. De Drie Hoefijzers genoot een uitstekende reputatie en groeide uit tot één van de grootste van Nederland. In de crisisjaren tussen beide wereldoorlogen verwierf men zich een sterke exportpositie die nooit meer werd prijsgegeven. Na de oorlog groeit de brouwerij verder, mede doordat veel bier (met merknamen als Breda Beer en The Three Horses Brand) geexporteerd wordt. In de jaren 50 en 60 werd de brouwerij enkele malen gerenoveerd en uitgebreid. In 1965 slaat directeur ir. F. Smits van Waesberghe de eerste paal van een nieuw (brouw)complex aan de Ceresstraat. In 1967 wordt het gebouw opgeleverd. In 1968 ging De Drie Hoefijzers op in het Britse concern Allied Breweries. Dat concern is op dat moment ook al eigenaar van de brouwerij in Rotterdam.

ORANJEBOOM BIERBROUWERIJ B.V.

In 1968 ontstond de brouwerij uit een samenvoeging van De Drie Hoefijzers en Oranjeboom, brouwerijen die beide een lange roemruchte geschiedenis hebben. De brouwerij kreeg de naam Verenigde Nederlandse Brouwerijen Breda-Rotterdam. De VBBR behoort tot de Nederlandse tak van Allied-Lyons PLC Londen, tezamen met onder andere Warnink's Advocaat Middelharnis, de Nederlandse Coca-Cola Bottelmaatschappij (37%) te Rotterdam en Allied Spirits & Wines Nederland B.V. te Etten-Leur. Levering en distributie geschieden via agenten en de eigen groothandelsorganisatie Citadel Nederland B.V. met 17 vestigingen door het hele land. De Nederlandse tak van Allied Breweries kreeg in 1968 aanvankelijk de naam Verenigde Bierbrouwerijen Breda-Rotterdam B.V., wat in 1973 werd gewijzigd in Skol Brouwerijen N.V. Allied Breweries was namelijk sinds 1964 bezig de merknaam Skol wereldwijd als belamgrijkste merk te gebruiken. In Nederland moeten de merknamen Breda en Rotterdam dan ook een forse stap terug doen ten faveure van Skol. Het bier voor de Nederlandse markt werd in die tijd uitsluitend onder de naam Skol verkocht als gevolg van de marktstrategie van Allied Breweries, die inhield dat aangesloten brouwerijen hun bier in eigen land onder de naam Skol op de markt zouden brengen. Dat werd echter geen succes en daarom werd in 1982 besloten het merk Oranjeboom weer in te voeren (in het buitenland werd het toen nog steeds verkocht). Dit bleek nog zo'n goede naam en zoveel uitstraling te hebben, dat het de verkoop van Skol binnen enkele jaren overvleugelde. Dat jaar werd tevens de naam van de brouwerij gewijzigd in Verenigde Bierbrouwerijen Breda-Rotterdam. Ook de exportmarkt speelt voor de brouwerij een belangrijke rol. Ongeveer éénderde van de productie wordt uitgevoerd naar ruim 60 landen over de hele wereld. Sinds 5 april 1993 is de naam 'Verenigde Bierbrouwerijen Breda-Rotterdam B.V.' gewijzigd in 'Oranjeboom Bierbrouwerij B.V.'. Eind 1994 heeft Allied Domecq (vroeger Allied Lyons, vandaar ook één van de oudere aanduidingen van de brouwerijgroep in Breda: Allied Breweries Nederland) te kennen gegeven de, tot het concern behorende, brouwerijen op het vasteland van de hand te willen doen. Het concern wil zich gaan concentreren op de kernactiviteiten zoals de produktie van wijn en sterke drank en de groothandel. Interbrew toonde interesse in de overname van de Oranjeboom Bierbrouwerij B.V. Op 6 februari 1995 was de overname een feit. Op maandag 9 september 2002 werd bekend gemaakt dat de produktie-afdelingen in Breda in het voorjaar van 2004 worden gesloten. Hiermee gaan 335 van de 680 arbeidsplaatsen verloren. In Breda werd jaarlijks 2,5 miljoen hectoliter gebotteld, waarvan ruim 2 miljoen in eigen huis werd gebrouwen. Interbrew bracht deze produktie over naar de brouwerijen in het Belgische Leuven en Jupille en naar de Dommelsche Bierbrouwerij in Dommelen. In Breda zal een nieuw gebouw worden gebouwd. Het oude gebouw werd ontworpen door Architectenbureau F.P. Bilsen & Zoon uit Breda, samen met ir. A.M.J.J. Smits van Waesberghe namens de brouwerij. In de brouwerij is bedrijfsmuseum Het Fust gesitueerd.

Donderdagochtend 29 april 2004 werd de bierproductie voorgoed beëindigd. Om precies 10.27 uur werd het allerlaatste flesje gebotteld en de afvulinstallatie 'Colonne 6' stilgelegd. Hiermee kwam een einde aan 376 jaar brouwerijhistorie, die formeel werd beëindigd op 1 juli 2004. Vanaf dat moment werd de produktie overgenomen door negen brouwerijen in Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en Groot-Brittannië. In Breda bleven alleen het hoofdkantoor Nederland (220 medewerkers), een drankengroothandel en een serviveafdeling horecatechniek achter. 334 productiemedewerkers verloren hun baan. De stilgelegde afvullijn verhuisde naar Rusland of Oekraine. Op 1 mei 2004 legde Paul Krikhaar, algemeen directeur van Interbrew Nederland, zijn functie neer en verliet na 15 jaar Interbrew. Zijn opvolger was Steve Kitching, afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en op dat moment al langer werkzaam voor Interbrew.